SV | En hij zeide tot David: Gij zijt rechtvaardiger dan ik; want gij hebt mij goed vergolden, en ik heb u kwaad vergolden. |
WLC | וַיֹּ֙אמֶר֙ אֶל־דָּוִ֔ד צַדִּ֥יק אַתָּ֖ה מִמֶּ֑נִּי כִּ֤י אַתָּה֙ גְּמַלְתַּ֣נִי הַטֹּובָ֔ה וַאֲנִ֖י גְּמַלְתִּ֥יךָ הָרָעָֽה׃ |
Trans. | wayyō’mer ’el-dāwiḏ ṣadîq ’atâ mimmennî kî ’atâ gəmalətanî haṭṭwōḇâ wa’ănî gəmalətîḵā hārā‘â: |
En hij zeide tot David: Gij zijt rechtvaardiger dan ik; want gij hebt mij goed vergolden, en ik heb u kwaad vergolden.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En hij zeide tot David: Gij zijt rechtvaardiger dan ik; want gij hebt mij goed vergolden, en ik heb u kwaad vergolden.
____Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!